Donderdag van de vijfde week in de gewone tijd – oneven jaar

De kleine hondjes, onder de tafel, eten de kruimels van de kleine kinderen goed op !

 De genezing van de dochter van een Kanaänitische vrouw is een van de wonderen die aan Jezus Christus worden toegeschreven in het Evangelie volgens Mattheüs, hoofdstuk 15, verzen 21 tot 28. Volgens de kerkarts Johannes Chrysostomus zijn het de nederigheid en het geloof van de Kanaänitische vrouw, twee essentiële deugden in de ogen van God, en de toepassing op het gebed, die Jezus ertoe brachten het wonder te verrichten.

Voor pater Jozef-Marie Verlinde wordt de Kanaänitische vrouw geraakt door de genade van de nadering van de Messias en put zij er inspiratie uit om de door Jezus begonnen metafoor over het brood voort te zetten. In hun dialoog symboliseert het brood het goddelijke Woord; de kinderen stellen de inwoners van Israël voor, het volk van Jezus, dat juist het woord van Jezus verwierp. Zo, vervolgt Joseph-Marie Verlinde, rechtvaardigt de gelijkenis ook het feit dat Paulus en zijn metgezellen meer heidenen doopten dan Joden. De heidenen zijn evenveel, zo niet meer bezorgd dan de Joden over Gods inschikkelijkheid.

 

Uit het evangelie van Jezus Christus volgens Marcus

In die tijd vertrok Jezus en ging naar het gebied van Tyrus. Hij was een huis binnengegaan en wilde niet bekend worden, maar hij kon niet onopgemerkt blijven: onmiddellijk hoorde een vrouw van hem ; zij had een klein meisje dat door een onreine geest bezeten was, en zij kwam en viel aan zijn voeten. Deze vrouw was een heiden, een Syro-Phoenicische van geboorte, en zij vroeg hem de demon uit haar dochter te verdrijven. Hij zeide tot haar: Laat de kinderen eerst tevreden zijn, want het is niet goed, het brood der kinderen te nemen en het voor de kleine honden te werpen»
Maar zij antwoordde : « Heer, de kleine hondjes onder de tafel eten de kruimels van de kleine kinderen goed op ! « Toen zei hij tegen haar : ‘Ga daarom : De demon is uit je dochter gekomen. « Ze kwam thuis en vond het kind liggend op het bed, en de demon was uit haar gekomen. «  (Mk 7, 24-30)

De Kanaänitische vrouw

Toen Jezus in het gebied van Tyrus kwam, ging hij een huis binnen waar hij niet verborgen kon blijven, want een vrouw uit dat land, wier dochtertje een onreine geest had, kwam hem om hulp vragen. Jezus antwoordde haar dat het niet juist was om het brood van de kinderen te nemen en het voor de kleine honden te werpen. Zij aanvaardde deze vernederende vergelijking, maar wees erop dat de hondjes de kruimels onder de tafel opaten.

Toen zei Jezus tot haar : « Door dit woord is uw dochter gezond geworden. » En de vrouw ging heen en vond haar kind op haar bed liggen en verlost van de duivel; en Hij stond op en ging in het huis, waar Hij zat en Zijn discipelen onderwees, en Hij vertrok uit het land van Gennesaret. Het was een heidens huis. Toen Jezus daar binnenging, trotseerde hij een van de sterkste Joodse vooroordelen en bracht hij de principes die hij verkondigde over ware reinheid in de praktijk.

Marcus, die deze eigen opmerking maakt, waarvan Jezus niet wilde dat iemand het wist, zegt niet waarom.   Van hem gehoord te hebben, betekent niet alleen dat zij op dat ogenblik wist dat Jezus naar het land was gekomen, maar ook dat zij voordien kennis had gehad van zijn bediening en van zijn genezingen. Vandaar het vertrouwen waarmee zij zich aan Zijn voeten wierp.

De precieze aanduiding van de nationaliteit van deze vrouw behoorde toe aan Marcus. Fenicië maakte deel uit van de Romeinse provincie Syrië. Het werd Syro-Fenicië genoemd, om het te onderscheiden van de Fenicische koloniën die zich in Noord-Afrika in Libië hadden gevormd, waarvan Carthago de voornaamste was. Marcus voegde aan de term Syro-Fenicisch die van Grieks toe. Deze verwees naar de godsdienst van de vrouw : « Toen hij een dorp binnenging, kwamen tien melaatsen hem tegemoet. Zij stopten op een afstand » (Handelingen 17, 12).

Het Evangelie van Matteüs bevat (verzen 23-25) enkele belangrijke details, die niet in Marcus te vinden zijn : het neigt ertoe de afwijzingen van Jezus af te zwakken : « Jezus wilde eerst de kinderen tevreden stellen, en het was niet goed hun brood te nemen. Jezus, de Verlosser, riep uit : « O vrouw, uw geloof is groot, laat het u geschieden zoals gij wilt ! »

Wat zou dit grote geloof van de Kanaänitische vrouw hebben onthuld ? Het was het woord dat zij sprak en dat Jezus met vreugde ophief. Het was vanwege dit woord dat Jezus haar gebed verhoorde. Hij zei tegen haar : « De demon zal naar buiten komen, maar het is uit uw dochter gekomen. »

Diaken Michel Houyoux

Links naar andere christelijke webartikelen

◊ Kerk.net : klik hier om het artikel te lesen → Mosterdzaadjes ~ Kruimels voor de honden

◊ Voor schoolpastoraal : klik hier om het artikel te lesen → De Kruimels van de tafel (Mt. 15, 21 28. Mc. 7, 24 30)

♥  Henk van zon : « Geneest Jezus Christus vandaag nog steeds ? »

Jeudi de la cinquième semaine du temps ordinaire — Année Impaire

Les petits chiens, sous la table, mangent bien les miettes des petits enfants !

# La guérison de la fille d’une Cananéene est un des miracles attribués à Jésus-Christ dans l’Évangile selon saint Matthieu, chapitre 15, versets 21 à 28. D’après le docteur de l’Église Jean Chrysostome, c’est l’humilité et la foi de la Cananéenne, deux vertus essentielles aux yeux de Dieu, et l’application à prier, qui incitent Jésus à accomplir le miracle.

Pour le père Joseph-Marie Verlinde, la Cananéenne est touchée par la grâce à l’approche du Messie et y puise l’inspiration pour prolonger la métaphore sur le pain entamée par Jésus. Dans leur dialogue, le pain symbolise la Parole divine ; les enfants représentent les habitants d’Israël, le peuple de Jésus, qui précisément rejetait la parole de Jésus. Ainsi, poursuit Joseph-Marie Verlinde, la parabole justifie également le fait que Paul et ses compagnons baptiseront davantage les païens que les Juifs. Les païens sont autant sinon plus concernés que les Juifs par la mansuétude de Dieu.

De l’Évangile de Jésus Christ selon saint Marc

En ce temps-là, Jésus partit et se rendit dans le territoire de Tyr. Il était entré dans une maison, et il ne voulait pas qu’on le sache, mais il ne put rester  inaperçu : une femme entendit aussitôt parler de lui ; elle avait une petite fille possédée par un esprit impur ; elle vint se jeter à ses pieds. Cette femme était païenne, syro-phénicienne de naissance, et elle lui demandait d’expulser le démon hors de sa fille. Il lui disait : « Laisse d’abord les enfants se rassasier, car il n’est pas bien de prendre le pain des enfants et de le jeter aux petits chiens. »
Mais elle lui répliqua : « Seigneur, les petits chiens, sous la table, mangent bien les miettes des petits enfants ! » Alors il lui dit : « À cause de cette parole, va :
le démon est sorti de ta fille. » Elle rentra à la maison, et elle trouva l’enfant étendue sur le lit : le démon était sorti d’elle. » (Mc 7, 24-30)

La Cananéenne

 Jésus étant arrivé sur le territoire de Tyr, entra dans une maison, où pourtant il ne put être caché, car une femme de ce pays, dont la petite fille eut un esprit impur, vint implorer son aide.Jésus lui répondit qu’il n’était pas bien de prendre le pain des enfants et de le jeter aux petits chiens. Elle accepta cette humiliante comparaison, mais fit observer que les petits chiens mangeaient les miettes sous la table.

Alors Jésus lui dit : « À cause de cette parole, ta fille est guérie. » Et la femme s’en étant allée, trouva son enfant couchée sur son lit et délivrée du  démon.S’étant levé, dans la maison où, assis, il enseigna ses disciples, il partit de la contrée de Génésareth. Ce fut une maison païenne. En y entrant, Jésus brava un des préjuges juifs les plus forts et mit en pratique les principes qu’il proclama sur la vraie pureté.

Marc, en faisant cette remarque qui lui fut propre, que Jésus voulut que personne ne le sût, n’en dit pas la raison.   Ayant ouï parler de lui ne signifie pas seulement qu’elle apprit dans ce moment que Jésus était venu dans la contrée, mais bien qu’elle eut eu auparavant connaissance de son ministère et de ses guérisons. De là la confiance avec laquelle elle vint se jeter à ses pieds.

La désignation précise de la nationalité de cette femme appartint à Marc. La Phénicie faisait partie de la province romaine de Syrie. On appelait cette contrée Syro-Phénicie, pour la distinguer des colonies phéniciennes qui s’étaient formées au nord de l’Afrique en Libye, et dont Carthage était la principale. Marc joignit au qualificatif de syro-phénicienne celui de grecque. Ce dernier désigna la religion de cette femme : « Comme il entrait dans un village, dix lépreux vinrent à sa rencontre. Ils s’arrêtèrent à distance » (Ac 17, 12)

L’évangile de Matthieu renferme (versets 23-25) quelques détails importants, qui ne se trouvent pas dans Marc : celui-ci tend à adoucir les refus de Jésus : « Jésus voulut premièrement rassasier les enfants, et qu’il ne fut pas bien de prendre leur pain ». Jésus le Sauveur s’écria : « Ô femme, ta foi est grande, qu’il te soit fait comme tu le veux !  »

Qu’est-ce qui eut révélé cette grande foi de la Cananéenne ? Ce fut la parole qu’elle prononça et que Jésus releva avec joie. Ce fut à cause de cette parole que Jésus répondit à sa prière. Il lui dit : « Le démon sortira, mais est sorti de ta fille. »

Diacre Michel Houyoux 

Complément

◊ Diacre Michel Houyoux : cliquez ici pour lire l’article → Les petits chiens, sous la table, mangent bien les miettes des petits enfants !

Liens avec d’autres sites web chrétiens

◊ Gloire à Dieu : cliquez ici pour lire l’article →  Les petits chiens mangent bien les miettes des petits enfants

◊ Pasteur Yvan Rheault  : cliquez ici pour lire l’article → Il n’est pas bien de prendre le pain des enfants, et de le donner aux petits chiens

♥  Une femme cananéenne amène Jésus à changer ses plans.

Sechster Sonntag der gewöhnlichen Zeit – Jahr B

 Ich will ! Sei gereinigt !

# Die Heilung eines Aussätzigen ist eines der Wunder, die Jesus Christus zugeschrieben werden. Es wird in den drei synoptischen Evangelien erwähnt: Mt 8,1-4, Mk 1,40-45 und Lk 5,12-16. Diese Heilung bezieht sich auf die Vergebung der Sünden. Sie schließt mit der Verpflichtung des messianischen Geheimnisses ab. Tzaraat ist ein Übel, das das Fleisch, die Kleidung und die Wände eines Menschen betreffen kann und ihn in den Augen der Gemeinschaft Israels als unrein kennzeichnet und das als Folge einer Übertretung auftritt. Die Person, die an Tzaraat leidet, wird Metzora genannt.

Es ist möglich, sich von Tza’arat zu reinigen, indem man einen Korban verrichtet. In diesem Fall gilt die Zeremonie in Levitikus 14. Man darf sich nicht im Tempel präsentieren, wenn man von Tza’arat betroffen ist. In Matthäus 8,2-3 wird Tza’arat erwähnt, aber in der englischen Übersetzung wird es mit « Aussatz » übersetzt: « Und siehe, ein Aussätziger (Tza’arat) kam und warf sich vor ihm nieder und sprach: Herr, wenn du willst, kannst du mich rein machen. Jesus streckte seine Hand aus, berührte ihn und sagte: ,,Ich will; sei rein. » Sogleich wurde er von seinem Aussatz (tza’arat) gereinigt. Nachdem die Person mit tza’arat gereinigt wurde, konnte sie zum Tempel zurückkehren und das im Levitikus angegebene Opfer für die Reinigung des tza’arat bringen.

Aus dem Evangelium von Jesus Christus nach dem Heiligen Markus

In jenen Tagen, kam ein Aussätziger zu Jesus ; Er flehte ihn an, fiel auf die Knie und sagte : « Wenn du willst, kannst du mich sauber machen. »  Von Mitleid ergriffen, streckte Jesus seine Hand aus, berührte ihn und sagte : « Ich will, dass es gereinigt wird.  » Genau in diesem Moment verließ ihn die Lepra und er wurde geläutert.
Mit Festigkeit schickte Jesus ihn sofort weg… mit den Worten : « Vorsicht, sagen Sie es nicht weiter, aber geh und zeige dich dem Priester, und geben Sie für Ihre Läuterung was Mose im Gesetz vorgeschrieben hat : dass dies ein Zeugnis für die Menschen sein soll.  »
Sobald Sie weg sind, begann dieser Mann zu verkünden und die Nachricht zu verbreiten, so dass Jesus nicht mehr offen eine Stadt betreten konnte, sondern blieben weg, an verlassenen Orten. Doch von überall her kamen die Menschen zu ihm. (Mc 1, 40-45)

 Ich will, dass es gereinigt wird

In der Heiligen Schrift ist Lepra eine Krankheit, die symbolisch mit Verleumdung (Num 12), mit einer schlechten Beziehung zur Zunge verbunden ist, sie wird uns als Wunde und Symbol des Bösen, das am Menschen nagt, vorgestellt.  Für einen Juden war der Aussatz eine Strafe Gottes, eine Krankheit, die er fürchtete und für die er sich fürchtete. Es ist nicht der Aussatz selbst, der uns heute beschäftigen sollte, sondern vielmehr das, was in der Begegnung Jesu mit dem Aussätzigen auf dem Spiel steht. Das Leiden, der Glaube, die Bitte des Kranken, der kommt, um dem zu begegnen, der Leben ist !

Heute gibt es keinen Mangel an Aussatz, ob er nun physisch, psychisch, sozial oder moralisch ist. Sie betrifft Menschen, von den Ärmsten bis zu den Reichsten, auf allen Kontinenten.  Wissen wir, wie wir sie erkennen können? Wissen wir, ob wir an der Krankheit leiden, die den Körper, das Herz oder den Geist verdirbt?  Die Lepra des Herzens ist die Sünde, die uns von der vertrauensvollen Beziehung, die wir zu Gott und zu unserem Nächsten haben sollten, entfernt, und das heutige Evangelium lädt uns ein, uns mit allem zu konfrontieren, was das Leben zerstört : unser eigenes, das der anderen oder das unserer Gemeinschaften. Wer kann schon von sich behaupten, verschont zu bleiben ?

Nehmen wir uns also die Zeit, den Aussätzigen zu betrachten und uns von jeder seiner Gesten in Frage stellen zu lassen.  Die Bitte des Aussätzigen zeigt das Vertrauen, das er zu Jesus hat. Es gibt Situationen, in denen die einzige Hilfe dieser Schrei zu Gott ist : « Herr, wenn du willst, kannst du mich retten ! «  Angesichts des heutigen Aussatzes haben wir die Stelle des Psalmisten, der sich mit seinem Leid an Gott wendet : « Herr, höre mein Gebet, lass mein Schreien zu dir gelangen ! Verbirg dein Angesicht nicht vor mir an dem Tag, an dem ich in Bedrängnis bin » (Ps 101, 2-3a).

In der Gewissheit, von Gott erhört zu werden, bitten wir ihn, uns sein Antlitz näher zu bringen, vertrauen wir ihm unser Verderben, unsere Angst an und wiederholen wir ihm gleichzeitig unsere Überzeugung : « Du bist immer da, du wachst über das Land, das du liebst, du hörst auf die Schreie der Gefangenen, du befreist die, die sterben mussten » (Ps 101, 13a.21).

Aus Mitleid mit diesem Mann streckte Jesus seine Hand aus und berührte ihn, wobei er sich über die Gebote seines Volkes und seiner Religion hinwegsetzte. Keiner vor ihm hatte ihn berührt oder geküsst. Wenn sich jemand einem Aussätzigen näherte, schrie der Aussätzige : « Unrein ! Unrein !  «  Jesus, indem er diesen Aussätzigen berührte, wagte es, das Tabu zu brechen. Er sagte : « Ich will ihn ! Er soll gereinigt werden !

Jesus rettet mit einer Geste, einem Wort: das ist das eigentliche Prinzip eines jeden Sakraments. Sind wir in dieser Zeit des Winters, in diesen schwierigen Zeiten der Ausgrenzung, der Pandemien, der Gewalt, bereit, auf die Aussätzigen in unserer Gesellschaft zu schauen, hier bei uns, aber auch in vielen Ländern? Gebet, Meditation und Barmherzigkeit sind ein wesentlicher Schritt in unserem christlichen Leben.

Wir müssen handeln, nach dem Beispiel des heiligen Paulus, der uns einlädt, ihn als Vorbild zu nehmen : « Tut, was ich tue : in jeder Lage versuche ich, mich allen anzupassen ; ich suche nicht mein eigenes Interesse, sondern das der Menge der Menschen, damit sie gerettet werden. Nehmt mich zum Vorbild ; mein persönliches Vorbild ist Christus.     » (2. Lesung)

Diakon Michel Houyoux

Links zu anderen christlichen Seiten

◊ Von Mag. Martin Leitner : klick hier, um den Artikel zu lesen  →  6. Sonntag im Jahreskreis B
◊ Krank (Deutscland)  : klick hier, um den Artikel zu lesen  → Was ist Lepra? – Ursachen, Symptome, Behandlung 

♥  Wie Heilung kommen kann (Jesus heilt)