Vijfde zondag van de vastentijd in het jaar C
Posté par diaconos le 31 mars 2022
Uit het evangelie van Jezus Christus volgens Johannes
In die tijd ging Jezus naar de Olijfberg. Bij dageraad keerde hij terug naar de tempel. Terwijl alle mensen naar hem toekwamen, ging hij zitten en begon te onderwijzen. De schriftgeleerden en Farizeeën brachten hem een vrouw, die op overspel betrapt was. Zij zetten haar in het midden en zeiden tot Jezus: « Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt op overspel. Mozes heeft ons in de wet bevolen zulke vrouwen te stenigen. Wat zegt U ? «
Zij zeiden dit om Hem te testen, om Hem te beschuldigen. Maar Jezus bukte zich en schreef met zijn vinger op de grond. Toen zij Hem bleven ondervragen, richtte Hij zich op en zei tot hen : laat hij, die zonder zonde is, de eerste zijn om een steen naar haar te werpen. Weer bukte hij zich en schreef op de grond. Toen zij dit hoorden, gingen zij een voor een weg, te beginnen met de oudsten.
Jezus bleef alleen met de vrouw die nog in het midden was. Hij stond op en vroeg haar : veroordeeld ? « « Vrouw, waar zijn ze ? Heeft niemand u veroordeeld ? » Zij antwoordde : « Niemand, Heer. « Jezus zei tot haar : « Ik veroordeel u ook niet. Ga heen en zondig niet meer. « (Joh 8, 14)
De overspelige vrouw
Een groot aantal andschriften, Codex Sinaiticus, B, A, C, enz., uit de vierde tot de negende eeuw, laten dit verhaal geheel weg, en velen van hen die het bewaard hebben, markeren het met tekens van twijfel. De kerkvaders van de eerste drie eeuwen en zelfs Chrysostom vermelden het niet als vervat in dit Evangelie. Origenes, die bijzonder bezorgd was over de toestand van de tekst, vermeldt het niet.
De stijl van dit verhaal is niet die van Johannes; het vertoont alle kenmerken van de synoptische verhalen. De meeste critici en exegeten hebben daarom geweigerd dit verhaal als een deel van het Evangelie van Johannes te beschouwen. Zo hebben Erasmus, Calvijn, Lücke, Tholuck, Olshausen, de Wette Reuss, Hengstenberg, Meyer, de heren Weiss, Luthardt, Keil, Tholuck, Olshausen, de Wette Reuss, Hengstenberg,
Meyer, de heren Weiss, Luthardt, Keil, Hiëronymus, die in de vierde eeuw schreef, getuigde (Adversus Pelagium, 2, 17) dat dit verslag « in verscheidene manuscripten, zowel Griekse als Latijnse, werd gevonden. Verscheidene eminente uitleggers, Augustinus, Bengel, Hug, Ebrard, Stier en Lange, hebben voor de echtheid van dit fragment gepleit, en met Augustinus verklaard dat het oorspronkelijk niet werd uitgesneden uit vrees voor de morele invloed die het zou kunnen uitoefenen in een tijd waarin enerzijds een grote versoepeling van de gebruiken en anderzijds een valse ascese in de Kerk was binnengeslopen.
Eusebius berichtte (Ecclesiastical History 3.39) dat Papias’ geschrift over de Evangeliën het verhaal bevatte van een vrouw die wegens haar zonden voor de Heer werd aangeklaagd. Dit verhaal, voegde hij eraan toe, wordt gevonden in het Evangelie van Hebreeën. Dit zou bewijzen dat het verhaal tot de apostolische traditie behoort. Wie waren deze schriftgeleerden en farizeeën en wat was hun opdracht ?
Zij werden vaak gezien als afgevaardigden van het Sanhedrin en, bijgevolg, als rechters over de ongelukkige vrouw die zij brachten. Zij kwamen Jezus een juridische vraag stellen betreffende de beschuldigde vóór het proces. Wat een schijn dat de soevereine raad van de Joodse natie, die Jezus verachtte en haatte en zojuist gerechtsdienaren had gestuurd om hem te arresteren,
Hem officieel de zaak wilde voorleggen van de beschuldigde vrouw die zij moesten berechten ! En hoe zou het kunnen dat Jezus ermee zou instemmen zich uit te spreken over een zaak die uitsluitend aan het gerechtshof toebehoorde ! Neen, deze mannen handelden slechts krachtens hun eigen individuele inspiratie en kwamen, zoals zij dikwijls deden, aan Jezus een boeiende vraag stellen.
Daartoe, verblind door huichelarij en haat, stelden zij in het openbaar de ongelukkige vrouw voor, die nog niet geoordeeld of veroordeeld was. Neen, deze mannen handelden slechts onder hun eigen inspiratie en kwamen, zoals zo dikwijls, tot Jezus om hem een ontzaglijke vraag te stellen. Daartoe, verblind door huichelarij en haat, stelden zij de ongelukkige vrouw in het openbaar voor, die zich niet eens in de aanwezigheid van een advocaat bevond.
De doodstraf werd uitgesproken tegen overspel (Lv 20, 10 ; Dt 22, 22), maar steniging werd, volgens de letter van de wet, alleen toegepast op de ontrouwe echtgenote (Dt 22, 24). Maar in feite werd het toegepast wanneer de wet niet anders voorschreef. Als Jezus zich tegen steniging had uitgesproken, zouden de Farizeeën hem voor het Sanhedrin hebben aangeklaagd als minachtend voor de wet van Mozes ; als hij zich vóór de straf had uitgesproken, zouden zij hem bij de Romeinse autoriteiten hebben aangeklaagd als een aanspoorder om zich een recht toe te eigenen, namelijk het recht om ter dood te worden gebracht, dat hem niet meer toebehoorde.
Diaken Michel Houyoux
Links naar andere christelijke websites
◊ PE Galilea Bredene-Vuurtoren : clik hier om het artikel te lesen → Vijfde zondag van de vasten
◊ Pray non stop : klik hier om het artikel te lesen → Vijfde zondag van de vastentijd (C)
Laisser un commentaire