Si tu veux être parfait, va, vends ce que tu possèdes, donne-le aux pauvres, et tu auras un trésor dans les cieux

De l’Évangile de Jésus Christ selon saint Matthieu

En ce temps-là,  voici que quelqu’un s’approcha de Jésus et lui dit : « Maître, que dois-je faire de bon pour avoir la vie éternelle ? » Jésus lui dit : « Pourquoi m’interroges-tu sur ce qui est bon ? Celui qui est bon, c’est Dieu, et lui seul ! Si tu veux entrer dans la vie, observe les commandements. »  Il lui dit : « Lesquels ? » Jésus reprit : « Tu ne commettras pas de meurtre. Tu ne commettras pas d’adultère. Tu ne commettras pas de vol. Tu ne porteras pas de faux témoignage.  Honore ton père et ta mère. »

Et aussi : « Tu aimeras ton prochain comme toi-même. »  Le jeune homme lui dit : « Tout cela, je l’ai observé : que me manque-t-il encore ? »  Jésus lui répondit : « Si tu veux être parfait, va, vends ce que tu possèdes, donne-le aux pauvres, et tu auras un trésor dans les cieux. Puis viens, suis-moi »  À ces mots, le jeune homme s’en alla tout triste, car il avait de grands biens. (Mt 19, 16-22)

La destination universelle des biens demeure primordiale

L’appropriation des biens est légitime pour garantir la liberté et la dignité des personnes, pour aider chacun à subvenir à ses besoins fondamentaux et aux besoins dont il a la charge. Elle doit permettre que se manifeste une solidarité naturelle entre les personnes. La destination universelle des biens demeure primordiale, même lorsque la promotion du bien connu exige le respect de la propriété privée, de son droit et de son exercice.

Le septième commandement interdit le vol, c’est à dire l’usurpation du bien d’autrui contre la volonté raisonnable du propriétaire, de retenir, délibérément des biens prêtés ou des objets perdus, de frauder et de payer d’injustes salaires. Il proscrit aussi les actes des entreprises qui conduisent à asservir des personnes, à méconnaître leur dignité personnelle, à les acheter, à les vendre et à les échanger comme des marchandises.

Le respect de l’intégrité de la création. Les animaux, comme les plantes et les êtres inanimés sont destinés au bien commun de l’humanité passée, présente et future. L’usage des ressources minérales, végétales et animales de l’univers ne peut être détaché du respect des exigences morales. Il est indigne de dépenser pour des animaux des sommes qui devraient en priorité soulager la misère des gens.  Nous pouvons aimer les animaux ; mais, nous ne pouvons pas détourner vers eux l’affection dues aux seules personnes.

La doctrine sociale de l’Église propose des principes de réflexion ; elle dégage des critères de jugement  ; elle donne des orientations pour agir. Tout système suivant lequel les rapports sociaux seraient entièrement détournés par les facteurs économiques est contraire à la nature des personnes et de leurs actes. Dans son travail, toute personne exerce et accomplit une part des capacités inscrites dans sa nature.

La valeur primordiale du travail tient à la personne, qui est l’auteur et le destinataire : le travail est pour la personne et non la personne pour le travail. L’accès au travail et à la profession doit être ouvert à tous sans discriminations injustes, hommes et femmes, bien portants et handicapés, autochtones et immigrés. Sur le plan international, l’inégalité es ressources et des moyens économiques est telle qu’elle provoque entre les nations un véritable fossé. Il y a d’un côté ceux qui détiennent et développent les moyens de la croissance et de l’autre côté ceux qui accumulent les dettes. Les biens de la création sont destinés à, tout le genre humain.

Cependant la terre est répartie entre les personnes pour assuré la sécurité de leur vie. l’appropriation des biens est légitime pour garantir la liberté et la dignité& des personnes, pour aider chacun à subvenir à ses besoins fondamentaux et aux besoins dont il a la charge. Elle doit permettre que se manifeste une solidarité naturelle entre les personnes.

Complément

◊ Catéchèse : cliquez ici pour lire l’article → Tu ne tueras pas l’innocent et le juste (Exode 23,7)

Liens avec d’autres sites web chrétiens

◊ Sint Unum  (Milano)  : cliquez ici pour lire l’article → QUE DOIS-JE FAIRE DE BON POUR OBTENIR LA VIE ÉTERNELLE ?

◊ Vie chrétienne : cliquez ici pour lire l’article → Si tu veux être parfait, va, vends ce que tu possèdes

♥ Une réponse à la question essentielle du salut

Vous pouvez suivre les réponses à cet article par le fil Flux des commentaires. Vous pouvez laisser un commentaire. Editer cet article.

Pinksteren van het jaar C

Het geloof beweegt ons, de Geest zendt ons en de Kerk zendt ons

# Paracleet, van het Latijnse paracletus, is een neologisme bedacht door Hiëronymus van Stridon in zijn Latijnse vertaling van het Evangelie van Johannes. Toegepast op de Heilige Geest, heeft het woord de betekenis van « verdediger », « pleitbezorger », « trooster ». Zondigen tegen Gods beschermende aanwezigheid ontneemt ons Gods barmhartigheid. Alle zonden en godslasteringen worden de mensen vergeven, maar godslastering tegen de Geest wordt niet vergeven. Wie tegen de Zoon des mensen spreekt, zal vergeven worden, maar wie tegen de Heilige Geest spreekt, zal niet vergeven worden, noch in deze wereld, noch in de toekomende wereld. « Hij die troost » bestaat ook in de Joodse traditie en wordt gelijkgesteld met de Messias.

De « Parakleet » is een titel die door sommige Moslims aan Mohammed wordt gegeven. Het verwijst naar de tekst van Johannes’ Evangelie volgens het Koran-principe van de aankondiging van de komst van Mohammed in christelijke teksten. Dit beginsel van aankondiging in christelijke teksten wordt onder meer uitgedrukt in Soera VII, vers 157: « Zij die de boodschapper, de ongeletterde Profeet volgen, vinden het onder hen geschreven in de Torah en het Evangelie. Deze associatie met de Paracleet van het Evangelie verschijnt vóór het midden van de tweede eeuw van de Hegira8. De kwestie van de gelijkstelling van Mohammed met de Parakleet is aanwezig en werd weerlegd in de  » dialoog  » tussen Timotheus I en de Kalief al-Mahdi.

Volgens de gezaghebbende exegese van de heilige geschriften van de Bahá’í door de « Beschermer van de Zaak Gods » (Valí ‘Amr’ulláh) Shoghi Effendi Rabbání (1897-1957), verwijzen de bijbelse toespelingen op de « berg Paran » 12 en de « Parakleet » 13 naar de openbaring van de profeet van de Islam. In het spiritisme is de Parakleet een van de geesten wier tijdens seances ontvangen verklaringen worden ondertekend: De Geest der Waarheid. Verscheidene van deze uitspraken worden gemeld in het Evangelie volgens het Spiritisme van Montanus (ca. 173), die beweert het orgaan te zijn van de Parakleet in extase. Volgens hem is de Parakleet te onderscheiden van de Heilige Geest die neerdaalde op de apostelen.

Uit het Evangelie van Jezus Christus volgens Johannes

Op dat ogenblik zei Jezus tot zijn leerlingen : « Indien gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden onderhouden. Ik zal tot de Vader bidden en Hij zal jullie een andere Helper geven die altijd bij jullie zal zijn. Wie Mij liefheeft, zal mijn woord bewaren; mijn Vader zal hem liefhebben en wij zullen tot Hem komen en bij Hem wonen. Wie mij niet liefheeft, houdt zich niet aan mijn woorden. Maar het woord dat jullie horen, komt niet van mij, maar van de Vader die mij gezonden heeft. Maar de Helper, de Heilige Geest, die de Vader in mijn naam zal zenden, zal u alles leren en u herinneren aan alles wat ik tot u gesproken heb. « (Johannes 14:15-16, 23b-26)

De ontvangst van de Heilige Geest

Heer, ik kom tot u met grote hoop. U bent naar uw huis gekomen en zij die de uwe zijn, hebben u niet herkend, maar u hebt beloofd dat allen die u ontvangen, zullen delen in uw leven en met de hulp van uw Geest voortaan zullen delen, zelfs te midden van vervolgingen en hindernissen die voortkomen uit onze traagheid om te geloven. Jij bent de waarheid die in de wereld is gezonden in deze tijd waarin alles relatief is. Heer, ik weet dat U mij de kracht geeft om vol te houden en niet een nieuwe Pilatus te worden die alle verantwoordelijkheid afwijst als de dingen verkeerd gaan.

Vandaag, op de dag van Pinksteren, wordt de belofte vervuld die Christus aan de apostelen heeft gedaan. Op de avond van Pasen blies Hij op hen en zei: : « « Ontvang de heilige Geest » (Joh 20,22). De komst van de Heilige Geest op de Pinksterdag vernieuwt deze gave en brengt haar tot volle ontplooiing op een plechtige wijze en met uiterlijke manifestaties. Dit is het hoogtepunt van het paasmysterie.

De Geest die Jezus schenkt, schept in de discipel een nieuwe menselijke conditie en een gevoel van eenheid. Wanneer de hoogmoed van de mens tegen God in opstand komt en de toren van Babel wil bouwen, verwart God de talen en kunnen zij elkaar niet meer verstaan. Met Pinksteren gebeurt precies het tegenovergestelde: door de genade van de Heilige Geest worden de apostelen begrepen door mensen van zeer verschillende afkomst en taal.

De heilige Geest is de innerlijke leraar die de discipel tot de waarheid leidt, hem aanspoort het goede te doen, hem troost in verdriet, hem innerlijk omvormt en hem nieuwe kracht en bekwaamheden geeft. Op de eerste Pinksterdag in de christelijke jaartelling waren de apostelen met Maria bijeen en baden. Contemplatie, een houding van gebed, is absoluut noodzakelijk om de Heilige Geest te ontvangen.: « Plotseling klonk er een geluid uit de hemel als van een hevige windvlaag, en het hele huis waar zij waren werd erdoor vervuld. En zij zagen een soort vuur verschijnen, dat zich in tongen verdeelde en op ieder van hen kwam » (Handelingen 2:2-3), en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen

Deze bange mannen werden moedige predikers die gevangenis, marteling of martelaarschap niet vreesden. Dat is normaal, de kracht van de Heilige Geest was met hen. De heilige Geest, de derde persoon van de heilige Drie-eenheid, is de ziel van mijn ziel, het leven van mijn leven, het wezen van mijn wezen. De Heilige Geest, de derde persoon van de Heilige Drievuldigheid, is de ziel van mijn ziel, het leven van mijn leven, het wezen van mijn wezen; Hij is mijn Heiligmaker, de gastheer van mijn diepste wezen.

Om volwassen te worden in het geloofsleven, moet onze relatie met Hem steeds bewuster, steeds persoonlijker worden. In deze Pinksterdag openen we de deuren van ons binnenste met beide vleugels. Heer, Jezus Christus, U bent gekomen om ons met de Vader te verzoenen, om ons tot adoptiezonen en -dochters te maken, zodat wij, verenigd met Hem, met Hem kunnen uitroepen : « « Abba, Vader « . Laten wij de tijd nemen om tot Jezus te komen en Hem in gebed te vragen of wij de Heilige Geest mogen ontvangen die Hij ons heeft beloofd.

Diaken Michel Houyoux

 

Links naar andere christelijke websites

◊  Hagrn preken : klik hier om het artikel te lesen → Pinksteren jaar C- elementen voor dialoog met kinderen

◊  Kerknet  : klik hier om het artikel te lesen → Pinksteren

 ♥ Wat vieren we eigenlijk met Pinksteren ?

 

La parabole du semeur

De l’évangile selon Luc

 Comme une grande foule se rassemblait, et que de chaque ville on venait vers Jésus, il dit dans une parabole :  « Le semeur sortit pour semer la semence, et comme il semait, il en tomba au bord du chemin. Les passants la piétinèrent, et les oiseaux du ciel mangèrent tout. 06 Il en tomba aussi dans les pierres, elle poussa et elle sécha parce qu’elle n’avait pas d’humidité. 07 Il en tomba aussi au milieu des ronces, et les ronces, en poussant avec elle, l’étouffèrent. 08 Il en tomba enfin dans la bonne terre, elle poussa et elle donna du fruit au centuple. «  Disant cela, il éleva la voix : « Celui qui a des oreilles pour entendre, qu’il entende ! 

 Ses disciples lui demandaient ce que signifiait cette parabole. Il leur déclara : « À vous il est donné de connaître les mystères du royaume de Dieu, mais les autres n’ont que les paraboles. Ainsi, comme il est écrit : ils regardent sans regarder, ils entendent sans comprendre. Voici ce que signifie la parabole. La semence, c’est la parole de Dieu. 12 Il y a ceux qui sont au bord du chemin : ceux-là ont entendu ; puis le diable survient et il enlève de leur cœur la Parole, pour les empêcher de croire et d’être sauvés.

Il y a ceux qui sont dans les pierres : lorsqu’ils entendent, ils accueillent la Parole avec joie ; mais ils n’ont pas de racines, ils croient pour un moment et, au moment de l’épreuve, ils abandonnent. Ce qui est tombé dans les ronces, ce sont les gens qui ont entendu, mais qui sont étouffés, chemin faisant, par les soucis, la richesse et les plaisirs de la vie, et ne parviennent pas à maturité. 15 Et ce qui est tombé dans la bonne terre, ce sont les gens qui ont entendu la Parole dans un cœur bon et généreux, qui la retiennent et portent du fruit par leur persévérance. 16 Personne, après avoir allumé u» (Lc 8, 4-15)

Parabole du semeur

Une grande foule suivait Jésus ;  de chaque ville, dans la contrée où il passait, de nouvelles foules venaient à lui. Matthieu et Marc décrivirent plus exactement que Luc le lieu  de ce grand rassemblement de peuple et de la prédication de Jésus.  »Il y a dans ces termes accumulés quelque chose de familier et de solennel à la fois qui excite l’attention.  (Meyer) Les grains de semence tombés le long du chemin furent foulés par les passants.  Le roc recouvert d’une légère couche de terre. C’est ce que les deux Matthieu et Marc appelèrent des « endroits rocailleux .

  Le manque d’humidité, expression particulière à Luc, que Matthieu et Marc remplacèrent par celle de manque de profondeur et par celle-ci : n’avoir pas de racine. Ces trois causes de stérilité, qui se complètent, se trouvaient réellement dans la nature du sol. « Et une autre tomba dans la bonne terre ; et ayant poussé, elle produisit du fruit au centuple. En disant ces choses, il s’écriait : « Que celui qui a des oreilles pour entendre, entende ! «  Luc indiqua par ce mot au centuple le plus haut degré de productivité.

Tandis que Matthieu et Marc signalèrent aussi les degrés inférieurs : cent, soixante, trente. Selon les trois évangélistes, Jésus ajouta immédiatement à la parabole ce sérieux avertissement ; mais Luc seul remarqua qu’il le fit à haute voix : il s’écriait, il élevait la voix.  Dans les récits de Marc et de Luc, Jésus prononça des paroles qui ne répondirent pas à la question des disciples. Ceux-ci lui demandèrent l’explication de la parabole, explication qu’il leur donna plus tard.

Luc identifia la parole divine avec les effets produits par elle et ceux-ci avec les personnes en qui le phénomène s’accomplit. De là ces expressions inusitées : ceux qui sont ensemencés le long du chemin  ; ceux qui sont sur le roc ; ils n’ont pas de racine ; ils sont étouffés.  N’y eut-t-il pas dans cette manière irrégulière de s’exprimer : l’intention de faire remonter jusqu’à nous la responsabilité de l’action diverse qu’exerce la parole divine ?

C’est  chaque personne qui consent à être sauvé par elle, ou qui reste volontairement dans la stérilité et la mort. Matthieu écrivit que les disciples lui posèrent une autre question encore : « Pourquoi leur parles-tu en paraboles ? » Ce fut à cette première question que Jésus répondit d’abord : après quoi, revenant à la seconde, il leur indiqua le sens de la parabole. Matthieu et Marc indiquèrent, comme sens moral des épines, les inquiétudes et les richesses.

Luc y ajouta les plaisirs, qui sont certainement l’une des principales causes de l’inefficacité de la parole divine.  Deux traits sont particuliers à Luc : c’est d’abord ce cœur honnête et bon, dans lequel ces derniers auditeurs reçurent et retinrent la parole ; ce fut ensuite cette patience avec laquelle ils portèrent du fruit. Il ne faut pas soulever la question dogmatique de savoir si un homme peut, avant d’avoir entendu et reçu la parole divine, porter en lui un cœur honnête et bon.

Les hommes présentent, à des degrés très divers, des dispositions bonnes ou mauvaises à l’égard de la vérité. D’ailleurs, la bonne terre qui produit du fruit a déjà subi une préparation par le labourage, l’engrais, etc. avant les semailles. Ainsi il y a toute une œuvre prévenante de la grâce de Dieu qui éclaire une âme sur ses besoins, sa pauvreté, la rend humble, sincère, altérée de justice et de lumière et la prépare pour le moment où l’Évangile lui sera annoncé.

Diacre Michel Houyoux

Complément

◊ Diacre Michel Houyoux : cliquez ici pour lire l’article → De même que l’on enlève l’ivraie pour la jeter au feu, ainsi en sera-t-il à la fin du monde ?

Liens avec d’autres sites web chrétiens

◊ École biblique :  →   : cliquez ici pour lire l’article →  Étude de la Bible – Titre : Parabole du semeur

◊  Idées-Caté : cliquez ici pour lire l’article →    Explication de la parabole du semeur 

♥  Vidéo La parabole du semeur ou comment la foi peut grandir dans notre vie

De même que l’on enlève l’ivraie pour la jeter au feu et ainsi en sera-t-il à la fin du monde

De l’Évangile de Jésus Christ selon Matthieu

En ce temps-là, laissant les foules, Jésus vint à la maison. Ses disciples s’approchèrent et lui dirent : « Explique-nous clairement la parabole de l’ivraie dans le champ.  » Il leur répondit :  « Celui qui sème le bon grain, c’est le Fils de l’homme ; le champ, c’est le monde ; le bon grain, ce sont les fils du Royaume ; l’ivraie, ce sont les fils du Mauvais. L’ennemi qui l’a semée, c’est le diable ; la moisson, c’est la fin du monde ; les moissonneurs, ce sont les anges. De même que l’on enlève l’ivraie pour la jeter au feu, ainsi en sera-t-il à la fin du monde. Le Fils de l’homme enverra ses anges, et ils enlèveront de son Royaume toutes les causes de chute et ceux qui font le mal ; ils les jetteront dans la fournaise : là, il y aura des pleurs et des grincements de dents. Alors les justes resplendiront comme le soleil dans le royaume de leur Père. Celui qui a des oreilles, qu’il entende !  » (Mt 13, 36-43)

Parabole de l’ivraie

Les disciples demandèrent à Jésus : « Explique nous clairement la parabole de l’ivraie dans le champ. » (Mt 13,36b) Cette question demeure aussi la nôtre. La question du Mal est la plus grande de toutes pour toute personne qui réfléchit. Pourquoi y a-t-il du Mal dans le monde ? Pourquoi certaines personnes  choisissent de faire le mal ? Répondent au bien par le mal ?

Le mal étant ici défini surtout par la jalousie et la division, les auteurs de scandales, par  les personnes qui font tomber les autres. Cet Évangile peut nous choquer : il y a un ennemi et il est actif ; il y a une fournaise et on y pleure. Cette ivraie peut effectivement faire que le bon grain pousse mal ou même ne pousse pas du tout. Jésus n’impose pas une réponse, il proposa  trois paraboles…

Le bien et le mal seront mélangés jusqu’à la fin du monde. Dans chaque personne, dans les institutions et même dans l’Église, on trouvera toujours à la fois le bien et le mal. Dans notre coeur et dans  chaque personne que je rencontre ou avec qui  je vis, il y a les deux : du bon et du moins bon.

Dieu  respecte toujours les personnes. Il sait que la tentation est souvent plus forte que leurs bonnes intentions et que les gens  ont besoin de temps pour trouver et choisir le bien.

  « Le Royaume des cieux est comparable à un homme qui a semé du bon grain dans son champ.  Or, pendant que les gens dormaient, son ennemi survint ; il sema de l’ivraie au milieu du blé et s’en alla. »  (Mt 13,24-25).

Dans ces versets, le champ représente  le monde et il y a deux semeurs : l’un sema en plein jour et l’autre sema pendant la nuit. Sur les pas du semeur (Jésus), son ennemi (le démon) se glissa de nuit pour répandre l’ivraie.  La mauvaise herbe (l’ivraie), c’est l’oubli de Dieu, de l’Amour, au fil des jours.

Le démon ne se montre pas, il agit par le désespoir, par le doute du soir. C’est comme ça qu’il procède.   Jésus nous suggère que le mal, en nous et dans les autres n’est pas notre vrai visage, qu’il se glisse, à notre insu, pendant des moments d’inconscience ou d’inattention.

C’est la manière ordinaire du démon de mêler le mensonge avec la vérité, afin que sous le masque de la vraisemblance, l’erreur passe pour la vérité même, et qu’elle trompe ceux et celles qui sont faciles à séduire.

C’est pour ce motif que  Jésus ne marqua pas dans cette semence de l’ennemi, d’autre mauvais grain que l’ivraie qui est fort semblable au froment. Jésus nous apprend comment le démon s’y prend pour surprendre les âmes. Oui, l’ivraie fait partie du champ de blé et du champ de nos cœurs. Il faut apprendre à vivre avec elle, en nous et autour de nous, et ne pas perdre cœur. Car la graine minuscule deviendra arbre (deuxième parabole), et la pincée de levure gonflera la pâte du monde (troisième parabole).

  « Quand la tige poussa et produisit l’épi, alors l’ivraie apparut aussi.  Les serviteurs du maître vinrent lui dire : ‘Seigneur, n’est-ce pas du bon grain que tu as semé dans ton champ ? D’où vient donc qu’il y a de l’ivraie ?’   Il leur dit : ‘C’est un ennemi qui a fait cela.’ Les serviteurs lui disent :’Alors, veux-tu que nous allions l’enlever ?’ »  

Il répondit :  »Non, de peur qu’en enlevant l’ivraie, vous n’arrachiez le blé en même temps. » (Mt 13, 26-29) Lles paroles de Jésus nous invitent  à la patience, et à l’espérance. Nous voulons  toujours récolter. Tout, tout de suite  ! Et avant de le faire, nous voulons enlever les mauvaises herbes.

Mais Jésus dit :  »Attendez. Ne coupez pas tout de suite les mauvaises herbes ; on ne sait pas : on peut très bien confondre le bon grain avec les mauvaises herbes. »  Laissez-les pousser ensemble jusqu’à la moisson » Jésus mit en garde ses auditeurs contre la précipitation des gens qui voudraient s’y attaquer. Il accepte dans son Église le mélange des bons et des mauvais.

Jésus alla jusqu’à provoquer le scandale en donnant ses préférences aux pécheurs. Il est, lui, pour la méthode des petits pas. Il est patient et prudent. Il aime le cœur de chaque personne où le bon grain et l’ivraie se livrent à une lutte sans merci. Au cœur du monde en proie à ses luttes et à ses déchirements, le Fils de Dieu a été enfoui, broyé comme le grain.

Dieu sait le contraste entre la petitesse de ce grain enfoui et l’ampleur de la moisson finale. Il a hâte de voir le Royaume parvenu à sa pleine maturité. Mais sa délicatesse à l’égard du monde fragilisé par le péché le rend radicalement patient : « Tandis que toi, Seigneur, qui disposes de la force, tu juges avec indulgence, tu nous gouvernes avec beaucoup de ménagement  » (Sg 12, 18)

Mais au temps de la moisson, Jésus dira aux moissonneurs :   »Enlevez d’abord l’ivraie, liez-la en botte pour la brûler ; quant au blé, rentrez-le dans mon grenier » (Mt 13, 30b) Nous voilà bien avertis : nous ne verrons qu’à la fin, à la moisson (au jour du jugement), les fruits réels de ce que nous aurons essayé de faire dans le champ du Père. Oui il y a un juge et il y aura un jugement ; il y a une échéance et il y aura une récompense. De cela Jésus ne doute pas.

En résumé  Dans la parabole de l’ivraie, Jésus nous invite à un optimisme réaliste envers nous-mêmes et les autres. Avec patience, il nous transforme, avec lui l’ivraie peur devenir du bon grain.

Diacre Michel Houyoux

Liens avec d’autres sites web chrétiens

◊ Oraweb.net : cliquez ici pour lire l’article →  Explication de la parabole de l’ivraie

◊ La Parole Vivante   : cliquez ici pour lire l’article →  Que veut nous dire Jésus, avec la parabole du blé et de l’ivraie dans le champ ?

♥ Parabole de l’ivraie ; laissez l’un et l’autre pousser en ensemble

 Vous pouvez suivre les réponses à cet article par le fil Flux des commentaires. Vous pouvez laisser un commentaire. Éditer cet article.